heerlijkheid van Oud-Matenesse en de hooge heer
lijkheid van Nieuw-Ma tenesse, nadat het te voren,
in 1663, den eigendom had verworven van de
ambachtsheerlijkheden Nieuwland, Kortland en
's Graveland. Op 7 Augustus 1731 kocht de stad
van de Staten van Holland en West-Friesland de
ambachtsheerlijkheden van Poortugaal, Hoogvliet
en Pernis voor de som van 37000 gulden, waarna
zij in 1739 van dezelfde Staten kocht de ambachts
heerlijkheden Lokhorsterland of Oud- en Nieuw
Engeland en in hetzelfde jaar van de reeds ge
noemde Staten de ambachtsheerlijkheid van
Langebakkersoord, Smalland en DeifTelsbroek voor
de som van 38000 gulden.
Nadat met de Fransche Revolutie de heerlijke
rechten waren vervallen, verkocht de Gemeente
Schiedam in den loop der 19e eeuw deze heerlijk
heden, die na het herstel in 1814 afzonderlijke
gemeenten waren geworden, waarbij Oud- en
Nieuw Engeland onder de gemeente Hoogvliet,
Langebakkersoord, Smalland en DeifTelsbroek on
der die van Pernis waren gekomen. Bij de wet
van 11 Juli 1855 (Stsbl. 94) werd de gemeente
Nieuwland, Kortland en 's Graveland gevoegd bij
de gemeente Kethel en Spaland en bij die van
22 December 1867 (Stsbl. 162) werd de gemeente
Oud- en Nieuw Matenesse bij Schiedam gevoegd.
Een aanzienlijke uitbreiding van grondgebied ver
kreeg de gemeente Schiedam ten slotte, toen bij
besluit van den Secretaris-Generaal van Binnen-
landsche Zaken van 24 Juli 1941 met ingang van
1 Augustus d.a.v. het grootste gedeelte van de
gemeente Kethel en Spaland bij Schiedam werd
gevoegd.
De beweging, die in 1747 ontstond om een einde
te maken aan het stadhouderloos tijdperk en die
tengevolge had, dat Prins Willem IV tot erf-
J7
I
2