Volgens onderzoekingen, die nog niet tot een defi nitief resultaat hebben geleid, zouden welgeboren mannen uit Maasland zich bij de sluis aan de rivier hebben gevestigd, om op de rivier (speciaal de zalm-) visscherij uit te oefenen, terwijl zij zich in latere jaren meer op de zeevisscherij en wel „de kleine visscherij" gingen toeleggen. Dit was het ontstaan van de plaats, die aan deze sluis haar naam ontleende, welke naam later voor kwam als Maeslandersluys, Maeslandsche sluis, Maeslandsluis, soms kortweg als Sluys of Sluis en ten slotte als Maassluis, welke benaming na 1614 geregeld voorkomt. De aan de Maas gevormde nederzetting was dus eigenlijk een deel van de ambachtsheerlijkheid Maasland, waarvan zij eerst in 1614 gescheiden zou worden om na de aanvankelijke opbloei zich daarna op eigen wieken te kunnen ontwikkelen. In 1396 werd een octrooi verleend tot het in polderen van den Noord-Nieuwlandschen en den Kapellepolder, welke laatste genoemd werd naar de aan den Maasdijk later genoemd Hoogstraat als in Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen gestichte kapel, die bij de verovering van de Schans door de Spanjaarden in 1573 met andere gebouwen een prooi der vlammen werd. Maassluis had een gunstige ligging om zich te ontwikkelen. Immers van hier was de plaats van waar men overvoer naar Den Briel, Hellevoetsluis en andere op de eilanden gelegen plaatsen. Op raad van Marnix van St Aldegonde werd er een schans aangelegd, hetgeen er toe bijdroeg de be- teekenis van Maaslandsluis te doen toenemen. Marnix beschouwde deze uit strategisch oogpunt als een zeer gewichtig punt, daar door het bezit van Maaslandsluis het achter de sluizen gelegen land onder water kon worden gezet, terwijl de 131

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 143