MAASSLUIS
O heerlyk Maaslandssluiswat legt gy hoog en
schoon,
Gy ziet steeds zeewaarts in van uw' verheeven
troon,
Die elk bekoort, terwyl uw cierelyke tooren,
Een baak verstrekt, waar op de buisman naar
behooren,
Gerust, in veiligheid, uw haven binnen streeft,
Met volle lading, die den Reeder voordeel geeft.
Waar zyt gy, die het goud, daar 't nimmer is,
gaat zoeken.
Weg met uw stookery, hier vangt men 't goud
met hoeken,
't Geen uit den haring vloeit, die scheikonst gaat
gewis,
Daar de uwe maar een droom, een yd'le scha
duw is,
Die 't herssenvat met wind en waangeloof kan
streelen
Dat tuigt de groote vangst, die 's waerelds twee
paar deelen,
Met vloot op vloot vervult en 's jaarlyks overlaad;
Dus is deez' visscherij een zenuw van den staat,
Een goudmyn, ryk van schat, daar duizenden van
leven,
Ja, daar dit vlek van bloeit, zo hoog in top
verheven,
Daar menig stad voor zwigt; dat elk dan tot
besluit,
Den lof van dit beroep in maatgezangen uit'.
CLAAS BRUIN.
Kleefsche en Zuid-Holland-
sche Arkadia.
129
9