van Johan van Ligne van Arenberg van Barban- £on, er mede werd beleend. Hun zoon, Karei Prins van Ligne, Graaf van Arenberg, verkocht in 1611 de ambachtsheerlijk heid aan den Amsterdamschen „crudenier" (groot handelaar in specerijen) Pieter Gerritsz. van Ruy- tenburgh, in wiens geslacht de bezittingen zouden blijven tot 1703. Uit dit geslacht dienen een tweetal leden hier te worden .vermeld. De Ruytenburghs woonden te Amsterdam, waar zij verschillende functies in het openbare leven vervulden. Zoo was Pieters zoon, Willem van Ruytenburgh (16001653), behalve schepen, ook luitenant der burgerij in 1642, toen Rembrandt het „Corporaalschap van kapitein Frans Banning Cocq", welk doek meer bekend is onder den naam van ,,De Nachtwacht", schilderde en daar hij onder genoemd corporaalschap be hoorde, werd ook hij hier op afgebeeldde officier in het gele costuum in het midden der schilderij is de latere Vlaardingsche Ambachtsheer (1629 1653). Zijn jongste zoon, Jan, die ambachtsheer was van 16701703, liet in zijn tijd veel van zich spreken. Hij was een echte zwierbol, die veel geld aan kon en in de uitgaande wereld van 's Gravenhage en Parijs was hij onder den naam van Jantje van Vlaardingen een bekende figuur. Christiaen Huy- gens schreef aan zijn broer Constantijn over hem: „Je ne voy J. van Vlaardingen que parfois chez v les ambassadeurs ou il va disner assez souvent „om het vrije kossie", car s'est la son mot". Kort bij kas was het uit dineeren gaan bij de gezanten hem welkom! Toen hij genoeg had van het vroolijke leven en in het vaderland teruggekeerd was, dacht hij aan een voordeelig huwelijk. Door zijne tante, Trijntje van Ruytenburgh, echtgenoote van den 120

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 130