kamers verschenen, lieten deze na afloop hun blazoenen achter. Sedert zijn er eenige van ver dwenen, doch de nog aanwezige zijn in hunne allegorische voorstellingen en kleuren, met die op de sociëteit ,,Trou moet blij eken" te Haarlem, ontstaan uit de gelijknamige rederijkerskamer, naar ik vernam, de eenige rederijkersblazoenen, die nog in den lande te vinden zijn. Zij zijn af komstig van de volgende rederijkerskamers d'Akerboom te Vlaardingen, met de zinspreuk: Aensiet Lieft. De Sonnebloem te Kethel, met de zinspreukNoyt meerder vreucht. De Roo Rosen te Schiedam, met de zinspreuk: Aensiet de Jonckheyt. De blaue acolijen te Rotterdam, met de zinspreuk: Met minnen versaemt. d'Eglantier te Amsterdam, met de zinspreuk: In liefde bloeyende. De Goudsbloem te Gouda, met de zinspreuk: Uyt consten begrepen. De Wit Angieren te Haarlem, met de zinspreuk: In liefde getrou. De Fonteynisten te Dordrecht, met de zinspreuk: Reyn geneucht. d'Olijfboom te Maasland, met de zinspreuk: 't Spruyt uyt liefde. De geele fioletten te 's Gravenzar.de, met de zin spreuk: Sonder bedroefde herten. Der vreughde bloeme te Bergen op Zoom, met de zinspreuk: Uyt liefde verweet, van een vroe ger landjuweel (1556) afkomstig. Van het eerst genoemde blazoen hangt er ook een copie van de hand van den Vlaardingschen schilder Jo- hannes Weiland (18561909). 105

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 113