door Floris V en diens neef, Floris van Avennes,
weder geregeld waren. Intusschen al bleef gravin
Aleida en haar zoon Floris in het bezit van de
heerlijkheid van Schiedam, deze stond niet meer
onder het tweevoudige bewind van den graaf en
diens tantealleen eerstgenoemde oefende er het
gezag uit.
Langzaam nam de stad in welvaart toe, waartoe
de haringvisscherij en de handel, vooral die op
Engeland, niet weinig bijdroegen. Had gravin
Aieida het St Jacobs-Gasthuis gesticht, het stads
bestuur gaf een blijk van weldadigheidszin toen
het bepaalde, dat „ter armer behoef" uit de nala
tenschap van iedere poorter of poorteres, hetzij
binnen of buiten Nieuwendam overleden het
„beste cleet" moest komen aan het St Jacobs-
gasthuis; twee gasthuismeesteren, door schout en
schepenen aangewezen, werden belast, dat hieraan
de hand werd gehouden. Graaf Floris, Aleids zoon,
bekrachtigde dit besluit „des ander daghes na
dertien daghe" 7 Januari) 1286 met zijn zegel,
dat het wapen van Schiedam werd; de Hooge
Raad van Adel stelde dit stadswapen 24 Juli 1816
vast. Wel is waar is er een ouder stadswapen,
zijnde in goud 3 zandloopers, doch de herkomst
hiervan is niet bekend. Dit wapen had als spreuk
„Fluit arena ruit hora", hetgeen oudtijds werd
vertaald met het rijmpje „Het zant vloeyt, Het
uur spoeyt". De beteekenis hiervan is, dat het getij
verloopt en het uur vervliegt. Zou dit kunnen
slaan op het in vroeger eeuwen door de Schie
dammers uitgeoefende visschersbedrijf, dat hen
noodzaakte op verschillende getijden op de rivier
te letten, het zou ook kunnen doelen op het feit,
toen de Schiedammers den Hertog van Beijeren
in zijn strijd tegen zijn moeder Margaretha, echt-
genoote van Lodewijk van Beieren, sedert 1328
12