sterkte? dat, na het oorspronkelijke van Willi-
brord en vóór het tegenwoordige, op dezelfde
plaats heeft gestaan. Gedacht werd aan een Ro-
maansche vorm van een vroeger koor van een
kleinere kerk. Ook werd toen een zeer oude graf
zerk opgedolven, die bewaard is gebleven.
Maar, zal men zeggen, dan stond Willibrords
kerk daar toch niet aan den oever van de Vlaar-
ding! Ogenschijnlijk is dat zoo, maar men be
denke, dat het lage land van stad en omgeving in
die tijden bestond uit moerasachtig gebied, waar
door verschillende wateren liepen, waarvan de
Vlaarding dan de voornaamste geweest moet zijn.
De Vlaarding zal van de plaats, waar zij in de
Breevaart komt, onder haar oorspronkelijke naam
zuidwaarts hebben gestroomd, waar nu de Delf-
landsche sluizen zijn, langs de achterzijde van de
Nieuwe Havenstraat tot ongeveer de Dayer, waar
zij in de Maas uitmondde. Toen later de Bree
vaart werd gegraven, geschiedde dit door gedeelten
van natuurlijke stroompjes met elkander te ver
binden en werd het gedeelte van de Vlaarding van
de sluizen tot waar zij uit het polderland komt, tot
de nieuwe vaart gerekend. Toen in later tijden de
Vlaardingsche haven werd gegraven, maakte men
gebruik van de Vlaarding door deze uit te diepen
en te verbreeden. Aldus gezien zou de kerk van
Willibrord, thans de Groote Kerk, die toch in de
onmiddellijke nabijheid van de haven ligt, aan
den oever van de Vlaarding hebben gelegen, zoo
als oudtijds steeds werd beweerd. Dat het terrein
om de kerk zeer laag moet zijn geweest, blijkt wel
uit de namen van eenige in de omgeving liggende
straten als de Dayer, waarbij men denke aan
derrie (darink veensoort met klei vermengd) en
de Vleersteeg, die haar naam ontleende aan de
vlierstruik, die op laag gelegen grond tiert.
96