gracht, waarbij men al baggerende de schim van
Vrouw Jacob voor zich kon zien oprijzen, is die
van het jachtslot Teylingen; het verblijf, waar zij
haar laatste levensjaren gewoonlijk vertoefde. Nu
valt uit verschillende gegevens op te maken, dat
Teylingen op het eind der zestiende eeuw een
ruïne tusschen 1596 en 1606 geheel gerestau
reerd werd. Bij de toen uitgevoerde werkzaamhe
den is men ongetwijfeld meermalen op fragmenten
van middeleeuwsch aardewerk gestooten en vooral
bij het schoonmaken van de vervuilde en dicht
gegroeide gracht moeten vele gave exemplaren te
voorschijn zijn gekomen. Zelfs heden ten dage
wordt er bij het baggeren in Teylingen's slotgracht
nog wel eens een ongeschonden kannetje boven
water gebracht. Van Alkemade teekent bij de ver
melding van zoo'n vondst aan, dat de vindplaats
naar het zeggen van den slotvoogd juist onder het
raam van Jacoba's voormalige kamer gelegen was.
Het is toch, in het licht van deze pikante bijzon
derheden, eigenlijk niet zoo verwonderlijk, dat
Harmen de timmerman of Govert de metselaar
plotseling een helder oogenblik kreeg en den naam
Jacobakannetje lanceerde. Sindsdien werden er op
Teylingen Jacoèakannetjes gevonden. De grond
slag voor een legende was gelegd. Er bestaat een
hardnekkige overlevering, volgens welke de Gra
vin in eigen persoon de kannetjes in ledige uren
vervaardigd zou hebben. Op zichzelf is zoo'n on
derstelling niet zoo ongerijmd. Het is van vorste
lijke personen wel bekend, dat zij zich met derge
lijke bezigheden vermaakten. Bisschop David van
Bourgondië had op zijn kasteel Duurstede een
draaibankje, waarmee hij ivoor en hout bewerkte.
99