VIL DE ZEGETOCHT VAN DRIEBEEN ie kent niet het roerende schilderij van Nico- laas Maes met het oude vrouwtje, dat, alvorens haar schamelen maaltijd te beginnen, in vrome aan dacht de oogen gesloten en de handen gevouwen heeft. De kat heeft in ongeduldig begeeren haar nagels in het kleed geslagen en zal er misschien in slagen alles op den grond te trekken. Voor het oude vrouwtje staat een kookpotie, waarin zij de pap gewarmd heeft. De lepel, waarmee zij zoo nu en dan eens geroerd heeft, komt met zijn steel bo ven den pot uit. Het kan niet zoo'n heel groot stuk zijn, dit kookpotje. Waarschijnlijk is de in houd net groot genoeg voor haar alleen. Wanneer men goed'toekijkt, ontdekt men een paar kleine pootjes; waarschijnlijk zijn er drie. Het vrouwtje gebruikt dus nog een ouderwetsche grape. Driebeen is in de dagen van Nicolaas Maes al heel oud. Maar nog lang niet der dagen zat, want tot diep in de negentiende eeuw hebben de pot tenbakkers nieuwe generaties van driebeen ge schapen. Vooral in de streken, waar het open vuur lang in gebruik bleef, was driebeen een heel bruik baar stuk kookgerei. Wanneer driebeen eigenlijk geboren werd, laat zich niet in een jaartal vastleggen. De gelukkige uitvinder, wiens vruchtbare geest driepootje ge baard heeft, holde niet naar een octrooibureau om een patent op zijn uitvinding te nemen. Die regis tratie zou ons trouwens toch maar wemig gehol- 73

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 71