aardewerk, waarvan alleen de voet zonder glazuur
is gebleven. De kan is versierd met een relief, dat
een vioolspeler voorstelt. Het is een prachtstuk,
waarvoor elk vergelijkingsmateriaal ontbreekt. Bo
vendien een toevalsvondst, zoodat er geen begelei
dende verschijnselen zijn, waaruit een dateering
zou kunnen worden afgeleid. Het stuk staat ko
ninklijk, onaantastbaar, tusschen andere voort
brengselen van pottenbakkerskunst en bewaart tot
op heden het raadsel van zijn herkomst. Voor de
dateering biedt het glazuur tenminste nog een aan
wijzing.
Even moeilijk is het, om met zekerheid iets te zeg
gen van de derde kan. Deze is van ongeglazuurd,
blauwgrijs aardewerk. De twee banden met een
rankenrelief geven dit stuk wel een bijzonder as
pect. Deze kan is in Leeuwarden op 5 meter diepte
gevonden, helaas niet bij een wetenschappelijk on
derzoek. Ook hier ontbreken alle aanwijzingen voor
een bepaling van de herkomst, terwijl de dateering
in de 12de of 13de eeuw zeer ruim genomen moet
worden. De groote vraag is ook bij dit stuk weer:
welke plaats bekleedt het in de ontwikkeling van
de pottenbakkerij van Friesland. Er is in dit geval
meer reden om aan een inheemsch voortbrengsel te
denken, dan bij de eerste kan. Er zullen nog vele
wetenschappelijk geleide onderzoekingen noodig
zijn terwijl er veel opgraversgeluk aan te pas
zal moeten komen voordat de aangesneden pro
blemen opgelost zullen kunnen worden.
Terecht heeft Nanne Ottema er op gewezen, dat
de Friesche kloosters een groot aandeel in de ont
wikkeling zullen gehad hebben en dat daar ook
wel veel aardewerk vervaardigd zal zijn. Wanneer
52