dien tijd gebruikte vormen van aardewerk of steen-
werk omvat. Men late zich nimmer verleiden tot
de slotsom, dat een of ander stuk aardewerk, dat
ons nog steeds in het huishouden te pas komt, in
het tijdperk van de vondst ontbrak.
Ik kan mij voorstellen, dat menigeen zich bij be
richten over het vinden van gave stukken afvraagt,
hoe het komt, dat men klaarblijkelijk toch nog zoo
veel gave stukken aantreft. Een oude waterput laat
in dit opzicht een voor de hand liggende oplossing
toe: Barbeltje heeft de kan, die op den rand van
den put stond, met een ongelukkige handbeweging
in den put gestooten.
Bij de afvalputten ligt de zaak anders. Het is zeer
goed mogelijk, dat de daarin gevonden gave stuk
ken door zieken gebruikt zijn. De vrees voor ziekte
was in de eeuwen, waarin de geneeskunde nog in
haar kinderschoenen stond en epidemieën nog aan
de orde van den dag waren zoo groot, dat men bet
weinig kostbare vaatwerk zonder gemoedsbezwa
ren in den afvalput gooide. Natuurlijk moet het
toeval een handje geholpen hebben, zoodat er niet
te veel afbraakpuin in den put terecht gekomen is,
want dan kunnen de oorspronkelijk gave stukken
nog heel goed in scherven worden aangetroffen.
Maar, scherven of gave stukken, te allen tijde kan
het van groot belang zijn, een gesloten vondst bij
elkaar te houden en eigenlijk moest men er nooit
toe over gaan, om zoo'n vondst in gedeelten te ver-
koopen of te verdeelen onder de „eerlijke vinders",
voordat een deskundige zich er mee bezig gehouden
en de cultuurhistorische beteekenis vastgelegd
heeft.
24