werp gebruiken de termen „Steinzeug" of „grès". In de middeleeuwsche rekeningen maakte men het zich gemakkelijk en sprak steeds over aarden kan nen en steenen kannen. Men had het inderdaad ook gemakkelijker, omdat toen het soort aardewerk, dat in de vakliteratuur „Steingut" genoemd wordt, nog niet werd vervaar digd. Dit kwam pas in het eind van de 18e eeuw op de markt. Het is een fabriekmatig voortgebracht soort aardewerk met een lichte, meestal witte scherf, die gretig water opneemt. Al onze heden- daagsche serviezen behooren tot de groep „Stein gut". Om begripsverwarring te voorkomen en toch te breken met het gebruik van vreemde vaktermen, zou ik de Jacobakannetjes, de bekende Nassausche kruiken en soortgelijke voortbrengselen met „steen- werk" willen aanduiden; een naam, die ongetwij feld een traditie heeft. De bespreking van de vondst in de afvalput heeft mij wel tot verre afdwalingen verleid. Ik moet nog iets zeggen over de samenstelling van dergelijke vondsten. Het zal duidelijk zijn, dat men niet al tijd en overal zoo'n gesloten overzicht krijgt van het gebruikelijke huisraad. Daarbij moet men be denken, dat men in het Zuiden of in het Noorden onder het inheemsche aardewerk soms vormen aan treft, wier voorkomen sterk aan een bepaalde land streek gebonden is en die dus voor het samenstel len van een algemeen geldend dateeringsschema zeer betrekkelijke waarde hebben. In zoo'n geval mag men zich gelukkig prijzen, wanneer het geïm porteerde steenwerk een dateering van de vondst in zijn geheel mogelijk maakt. De samenstelling behoeft lang niet altijd zoo te zijn, dat zij alle in 23

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 21