dewerk met een groen gesprenkeld loodglazuur ge vonden, die een sterke gelijkenis vertoonen met de boven genoemde exemplaren! Poreus kan het harde ingevoerde goed zeker niet genoemd worden. Al mag dan het Jacobakannetje en de drinkkan vrij grof aanvoelen, zij zijn zeer hard gebakken en de scherf is zoo dicht, dat er vrijwel geen vloeistof in opgezogen wordt. Dit har de, vuilgrijze en lichtgele aardewerk is uit de Rijn streken afkomstig. Het mooie goed werd voorname lijk vervaardigd in het abdijstadje Siegburg (ooste lijk van Bonn) en na overlading te Keulen verder over den Rijn in ons land gebracht. En wel in zul ke groote hoeveelheden, dat men zich geen mid- deleeuwsch huishouden kan denken zonder deze importstukken. Zelfs in het schamelste hutje vond men wel eenige „Sypersche" kannetjes. De waarnemingen, die wij bij de boven beschreven vondst konden doen, zijn bij andere zelfs wei nig omvangrijke vondsten steeds weer dezelfde. Het tijdperk, waaruit zoo'n vondst stamt, doet aan de vaststellingen weinig af of toe. Want sedert on heugelijke tijden werd er aardewerk over den Rijn ons land ingevoerd. Ook toen de rol van het aarde werk in de huishouding voor een groot deel door het tin werd overgenomen, bleef de invoer van bui ten zeer belangrijk. In de zeventiende en achttien de eeuw heeft Siegburg zijn beteekenis verloren, maar de kleine dorpjes van het Westerwald ne men dan de plaats van dit centrum in. En nog la ter heet alles uit Keulen te komen. In grootmoeder's tijd sprak men van „Keulsche potten" en al dat har de goed noemde men nooit anders dan steengoed of steenwerk. De meeste schrijvers over het onder- 22

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 20