de vroege middeleeuwen tot in de 18de of 19de
eeuw. Maar vaak ook bekommert de aannemer of
de opzichter zich niet om de vondsten en heeft hij
alleen belangstelling voor de vraag, hoe het grond
werk zoo vlug en goedkoop mogelijk tot stand kan
komen. Dan blijft het aan de handigheid en goe
den wil van den arbeider overgelaten, om tijdens
het werk nog zooveel mogelijk voorwerpen te ber
gen. Deze stukken verhuizen meestal naar de an
tiquairs en de verzamelaars, die vaak al tijdens de
schafturen in de keet komen om de vondsten op te
koopen.
Ook een betrekkelijk kleine vondst kan heel be
langwekkend zijn; vooral wanneer er verschillende
soorten aardewerk uit een zelfde periode in verte
genwoordigd zijn. Een aannemer in één van onze
oude stadjes stiet bij het verbouwen van een oud
huis op een reeds eeuwen buiten gebruik gestelde
afvalput. Daaruit kwamen verschillende gave stuk
ken en vele scherven te voorschijn. Hoewel de put
misschien maar een vijftig jaar dienst gedaan had,
vertoonde het materiaal een goed overzicht van het
huisraad van de tweede helft der veertiende eeuw.
Tot mijn spijt beschik ik niet over een afbeelding
van deze vondst, maar aan de hand van andere
foto's is het toch wel mogelijk er een beeld van te
geven. Er waren een paar rood geglazuurde potten
op drie pooten, zooals die, welke in afb. 16 en
afb. -25 weergegeven zijn. Dan was er een schaal
van rood aardewerk, overeenkomend met de schaal
van afb. 3, evenwel met een eenvoudiger rand. Ver
volgens een braadpan van rood geglazuurd aarde
werk als op afb. 34 en de fragmenten van klaarblij
kelijk vrij kleine schoteltjes van rood aardewerk.
19