O MINSCH". Er zijn enkele feiten bekend, die er
op wijzen, dat in verschillende streken van Zuid-
Duitschland en Oostenrijk de pottenbakkers in de
H. Drievuldigheid hun patroon zagen. Voor de
streek, waaruit de afgebeelde kan komt, zijn aan
wijzingen voor het bestaan van dezelfde opvatting
alleen af te leiden uit enkele voortbrengselen, waar
van de bewuste kan er dan een zou zijn. Bij het
graafwerk te Rotterdam is bovendien een grijs
kruikje voor den dag gekomen, dat waarschijnlijk
ook uit Raeren afkomstig is. Op den hals van dit
kruikje staan drie primitieve baardmaskers boven
elkaar.
Voor de geheele Rijnstreek mag trouwens de mo
gelijkheid, dat de pottenbakkers zich God den Va
der of de H. Drievuldigheid tot patroon hadden
gekozen, niet verworpen worden. Onder het 15de
eeuwsche steenwerk uit Siegburg zijn bekertjes,
met drie afzonderlijke gezichten versierd. Een heel
enkele maal en daarom verdienen zij eigenlijk
ook een plaats in ons Rariteitenkabinet ziet men
wel eens drie in een driehoeksfiguur samengevoeg
de bekertjes, elk met een schematisch aangegeven
gezichtsmasker versierd; de drie bekertjes staan op
de elkaar rakende gedeelten door gaten met elkaar
in verbinding. Ook hier zal men de gedachte aan
de Triniteit niet geheel terzijde mogen schuiven.
De groote tijd van de baardmannetjes is het mid
den van de zestiende eeuw. In de zeventiende eeuw
gaat de vaardigheid in het maken van de prach
tige maskervormen snel verloren; van de fraaie
koppen blijft slechts een ruwe, schematische en
vaak caricaturale aanduiding over. Slechts bij de
Westerwaldsche kannen blijft ook in de zeven tien-
143