gemaakt om de asch van een afgestorvene te bevat ten. Op Romeinsche urnen zijn er vaak geslachte lijke aanduidingen aan toe gevoegd. Iets nader tot onze kannen komen wij door de bronzen schenkkannen, die von Falke in zijn groot werk „Romanische Bronzeleuchter und Gefasze" afbeeldt. Dit zijn kannen, waarbij vrijwel de ge- heele oppervlakte door een gebaard hoofd wordt ingenomen. Een onderzoek naar den algemeenen achtergrond van deze voorstellingen zal aan volkskundigen overgelaten moeten worden. Laten we ons slechts afvragen, wat bij de pottenbakkers de achtergrond kan zijn. Voor zoo ver na te gaan is, gold in ons land Sinte Barbara als patrones. In het Rijnland, waar we tenslotte in verband met de herkomst van de ons bekende baardmannetjes moeten zoeken, vindt men aanwijzingen voor andere opvattingen. Een oud pottenbakkersrijmpje zegt daar, dat God de eerste pottenbakker was, omdat hij Adam uit leem vormde. In hoeverre nu deze gedachtengang mee gewerkt heeft aan het ontstaan der baardmaskers, is natuurlijk niet meer na te gaan. Ongetwijfeld dankt het baardmannetje in de meeste gevallen zijn ontstaan aan een zucht tot navolging en aan de handhaving van een oude traditie. Veel zeldzamer dan de bekende baardmannetjes zijn de kannen met drie gezichten. Het Gemeente museum in Den Haag bezit er een, die in afb. 21 is weergegeven. Een mooie kan, met een prachtig bruin glanzend oppervlak. Op den vorm afgaande moet deze kan in Raeren ontstaan zijn. De kan geeft een spreuk te lezen: „IN GOT VERTRAW 142

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 140