Die opening zit er natuurlijk niet zonder bedoeling,
en konden arme onnoozele spreeuwen het „waar
om" ook maar vermoeden, zij zouden de villa met
een verachtend gebaar voorbijvliegen en getroost
onder de oude vertrouwde dakpannen kruipen.
Want door het verraderlijke achterdeurtje, dat een
eenvoudige spreeuw niet dadelijk opmerkt, wan
neer hij eens nieuwsgierig door de tamelijk lange
gang van de leege woning gluurt, kunnen de kna
pen, die den pot hebben opgehangen, te zijner tijd
de eieren en jongen uit de „kraamkamer" rooven.
Vader Cats weet daarvan mee te praten:
„met een boge, met een buys,
met den spreeupot aen het huys,
met een weynigh kruyt en loot
vanght men vogels kleyn en groot".
Er zijn maar enkele spreeuwpotten, waaraan het
achterdeurtje ontbreekt. Misschien is in deze ge
vallen de liefde voor de vogeltjes de eenige drijf
veer geweest om de potten te vervaardigen. Of,
wat waarschijnlijker is, de pottenbakker heeft als
goed zakenman ook gedacht aan de menschen, die
de spreeuwpotten alleen maar ophingen, omdat zij
er plezier in hadden het vogelleven van nabij te
kunnen volgen. Het is ook beslist aardig, op de
prille voorjaarsavond Vader Spreeuw genoeglijk
kwetterend op het stokje voor zijn huis te zien
zitten.
Er is bepaald voor die spreeuwpotten veel belang
stelling geweest. Zoo zelfs, dat de „betere" pot
tenbakker het niet beneden zijn waardigheid achtte
zich er mee bezig te houden. Het museum Boy-
139