ren die wel voor een groot gedeelte uit ijzer ge
maakt, maar toch krijgt men hier en daar voor
werpen van gebakken aarde onder oogen, die be
zwaarlijk anders dan als kaarsenhouders kunnen
worden verklaard. Zoo bijvoorbeeld het stuk van
afb. 39. Het gat in den top van de afgeknotte py-
ramide is niet groot en een kaars van normale af
metingen moet wel bijgesneden worden om er in
gezet te kunnen worden. De kaarsenhouder is van
rood, ongeglazuurd aardewerk. De versiering is
gedeeltelijk aangebracht met losse stempeltjes, ge
deeltelijk ingesneden. Dit snijwerk wekt de gedach
te op aan ander materiaal, waar deze versierings
techniek eigenlijk meer op haar plaats is.
Er komen betrekkelijk veel van deze kaarsenhou
ders voor. Het Friesch Museum bezit enkele van
deze voorwerpen, echter van geheel anderen vorm.
Een ervan heeft wel iets van een statigen kande
laber. Ook deze stukken zijn versierd met een in
gesneden en ingestoken ornament. Wanneer
iemand voorzichtig naar een dateering zou vra
gen, zou die iemand niet zoo gemakkelijk een be
vredigend antwoord kunnen krijgen. Slechts dit
kan gezegd worden: in Brandenburg is er een ge
vonden, die het jaartal 1534 droeg. Het oppervlak
van dezen houder is evenals dat van de besprokene
bedekt met snijwerk. Men doet overigens goed,
niet alle voorwerpen van dezen aard voor kaarsen
houders aan te zien; er zijn er ook bij, die slechts
voor het gebruik van kienspaantjes een gebrek
kige manier van verlichten bestemd waren.
Naast de ongeglazuurde bestaan er enkele heel
eenvoudige geglazuurde stukken. Bij de oprui
mingswerkzaamheden te Rotterdam zijn boven-
128