vooral ook voor den gekruiden wijn gediend heeft. Omstreeks 1400 ontwikkelt zich een vorm, die tot in het begin van de zeventiende eeuw bestaan heeft: het trechterbekertje. Op afb. 13 fungeeren nr. 3 en nr. 5 als vertegenwoordigers van dit type. De trechterbeker is onbetwistbaar een schepping van den Siegburgschen pottenbakker. Er gaan be paalde vormen vooraf, die we zeker niet alleen bij de Siegburgsche pottenbakkers vinden. Voor zoo ver mij bekend komen die vormen echter in ons land niet voor en ik zal er daarom niet bij stil staan. De trechterbeker scheen in een behoefte te voor zien. Hij is in groote aantallen ingevoerd; zoowel de groote exemplaren met een oor op den buik als de kleine, zonder oor. Op de werken der schilders van de 15de en 16de eeuw kan men den trechter beker vaak afgebeeld vinden. Vooral Jeroen Bosch gebruikte hem gaarne ter stoffeering van zijn schil derijen. Ook op een schepping van Dirc Bouts, in afb. 26 gereproduceerd, ziet men den trechterbe ker op tafel staan. De trechtervormig uitstaande hals en het oor op den buik laten geen twijfel. Het gebruik als schenkkan of drinkkan is hier opper vlakkig gezien niet zoo duidelijk, want er staan ook glazen. Er zijn echter vier aanzittenden en wel geteld maar drie glazen. Het dikbuikige kannetje op het midden van de voorstelling zullen we wel moeten beschouwen als de kan, waaruit steeds werd bij geschonken en den trechterbeker als drink beker. De trechterbeker maakt de ontwikkeling van on versierd naar versierd aardewerk mee. Alle stadia laten zich bij dit gebruiksvoorwerp aanwijzen. Het begint met kleine ronde opgeplakte schijfjes met 113 Oud Gebruiksaardewerk 8

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 111