aan de toepassing van leemglazuur. Dit is eigenlijk een dunne, sterk ijzerhoudende kleipap. Dat ijzer kan allerlei kuren hebben en onberekenbare ver kleuringen veroorzaken. Bijna nooit is zoo'n rand dan ook effen zalmrood. Men vindt er, zooals ook bij dit schaaltje en dit kommetje, bruine en bruin gele verkleuringen in. Maar de hoofdzaak is, dat er een gladde rand ontstaan is, die prettig aanvoel de bij het drinken. De voet van schaaltje en kommetje is, zooals ge woonlijk bij dit soort aardewerk, tusschen duim en wijsvinger bewerkt, zoodat de bekende gegolfde voetring ontstaan is. Vooral bij het kommetje werkt dit als een bescheiden versiering, die aan het voor werpje een niet te miskennen aantrekkelijkheid geeft. Het bekertje, dat als nr. 3 op afb. 12 voorkomt, heeft het al even moeilijk als het schaaltje om rechtvaardig beoordeeld te worden. Vaak maakt men het uit voor mosterdpotje. Het is wat grover van oppervlak dan de beide andere besproken voor werpen, maar toch wel zoo dun opgedraaid, dat ook hier een groote verfijning bereikt is. De vraag is nu, wat men uit dit tafelgerei gedron ken heeft. Natuurlijk geen dranken, waarvan men gewoonlijk groote hoeveelheden gebruikte. Koffie en thee waren in onze streken nog onbekend, dus er blijft niet veel anders over dan om aan wijn te denken. Uit oude papieren kunnen wij opmaken, dat er inderdaad vele wijnsoorten in ons land ge bruikt werden. Gekruid met allerlei aftreksels werd de wijn als geneesmiddel of voorbehoedmiddel te gen ziekten en kwalen geregeld gedronken. We mogen wel aannemen, dat het kleine drinkgerei 112

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 110