Zij zijn waarschijnlijk ook bedoeld voor een ander
gebruik. Het fijne slanke kannetje zal gediend
hebben voor wijn, maar een kan als op afb. 11
weergegeven zal meestal wel voor bier gebruikt
zijn. De wijde mond maakt het gemakkelijker om
er uit te drinken. Het afgebeelde stuk is uit het
museum te Nijmegen en werd gevonden met mun
ten over een tijdvak van 1226—1384.
Ook het kannetje nr. 2 van afb. 13 zal men eerder
voor een stuk drinkgerei dan voor een schenkkan
aanzien. Hier ontbreekt zelfs de scherpe halsribbel,
die de beide vorige stukken zoo'n karakteristiek
uiterlijk gaf.
Naast deze kannen staat een reeks van overeen
komstige, maar steeds plomper wordende vormen;
alle bierkannen uit den tijd „van den grooten
dorst", zooals eens een geschiedkundige in een be
schouwing over den levensvorm der vijftiende eeuw
schreef. Zij zijn talrijk als het zand der zee en ko
men in bijna elk museum in verschillende exem
plaren voor. Het is net, of deze onbehouwen bulle
bakken de fijne kannetjes hebben verdrongen.
Daar is een vraag, waarmee een onderzoeker tel
kens weer te maken krijgt: waar komt de vorm
vandaan? Het is uitgesloten, dat een gebruiksvoor
werp zoo maar volmaakt uit den hemel komt val
len. Een zoo verfijnd dingetje als het Jacobakan-
netje is het resultaat van een lange ontwikkeling
en een onderzoeker is nu eenmaal zoo'n weetgierig
mensch, dat hij niet bevredigd is, voordat hij vast
gesteld heeft, welke vormen hij als „voorstudies"
mag beschouwen.
Nu komen er in de dertiende eeuw al slanke kan
nen voor, die men in zekeren zin als voorloopers
103