de een timmerman een kostelijk stadhuis, terwijl thans
architecten zoo knoeien met een geveltje of een winkelpui,
dat anderen ze moeten helpen.
Verder vertelt ons Allan van de vele branden welke Edam
teisterden, in 1587 toen het klooster der Minderbroeders
met omgeving teloor ging, in 1602 toen de Groote Kerk
verbrandde. Daarentegen liep Edam alle oorlogen mis en
bestond het eenig aandenken aan oorlog in een 24 ponds
kogel in den gevel van een huis in de Kerkstraat dat ech
ter in 1828 verbrandde.
Zoo leidt ons F. Allan in 1856 door een stad, welke nog
besloten was in haar oude veste, doch zich van dien schoo-
nen gordel ontdaan had omdat deze nutteloos was, een
stad die haar scheepvaart en nijverheid zag afnemen, waar
de haven, de scheepswerven, de zoutkeeten en lijnbanen
ontvolkt werden en de oude gevels onveranderd bleven.
Edam had geld te weinig en daarom bleven de oude ge
vels, in tegenstelling met steden die geld te veel hadden en
waar de oude gevels verdwenen.
Wat Allan er niet bij vertelt, is dat hij bij zijn bezoeken
niet ter plaatse gegevens vergaarde doch deze ontleende
aan A. J. van der Aa, uit diens in 1843 verschenen Aard
rijkskundig woordenboek. Hij werkte met schaar en lijm
pot; geleende veeren.
2. Henry Havard
Een volgend bezoeker is de teekenaar en kunsthistoricus
Henry Havard, de Franschman die ons land in alle hoeken
bereisde, die in 1875 van Amsterdam vertrok met een
vriend in een ledige tjalk waarvan het ruim was ingericht
tot atelier. De schipper ging door de Oranjesluizen naar
de Zuiderzee, deed Monnickendam aan en kwam bij regen
achtig weder de haven van Edam binnen. Henry Havard
vertelt er in zijn boek van, van de tocht langs de doode
steden van de Zuiderzee.33)
On entre dans Edam, en venant de la mer, par un superbe
72