vier afbeeldingen van de Noorderpoort van 1616, 1712,
1726 en 1743;
vier teekeningen van de Zoutkeetpoort 1616, van de Oos
terpoort 1743, de Kaaypoort 1743, de Purmer- en Monni
kendammerpoorten 1743;
twee teekeningen van de Librye aan de Groote Kerk van
1712 en 1726;
een teekening van het oude stadhuis;
twee teekeningen van het weeshuis beide 1744
benevens een teekening van het Proveniershuis 1744.
Dan is er een schilderijtje van ongeveer 1840,, voorstellen
den straatwand ten Noorden van de Damsluis met het
laatgothische huis dat tot Museum werd.
Verder behoort tot de verzameling in het Museum nog een
prospect van de stad uit de zee gezien, een ets van Johan-
nes Peeters 1674.
Van deze fraaie verzameling zijn in de eerste plaats be
langrijk de afbeeldingen der stadspoorten welke ieder in
hun architectonische vormen het tijdperk van hun ont
staan aangeven. Met de daarop aansluitende stadsmuren
hebben zij gevormd een kunsthistorisch monument zonder
weerga. Al deze schoonheid is teloor gegaan. Waarom?
De stad is niet, althans niet noemenswaard buiten de veste
gegroeid. Het antwoord kan men lezen bij Allan28). „Al
deze poorten zijn echter van tijd tot tijd, als nutteloos
voor het gebruik, en als te kostbaar voor een behoorlijk
onderhoud, gesloopt, terwijl reeds in de 18e eeuw de Ge
vangenpoort zeer verkleind, en de Keetpoort door een
hek vervangen werden."
Zoo ging het te Edam, zoo ging het te Amsterdam. Ook
daar werden zoo maar alle poorten met bolwerken, met
hooge molens erop en met de vestingwerken meedoogen-
loos gesloopt, zonder dat iemand een traan liet dat zoo
veel schoonheid teloor ging. Men zag 't niet omdat de
mienschheid beklemd was in de materie zonder gevoel voor
iets dat daarboven uit ging.
64