Kerk, zoowel op de kaart van Jacob van Deventer als bij
de latere plattegronden.
Dan is belangwekkend te vernemen dat de Kleine Kerk
gewijd was aan Maria. Hiermede is een eind gemaakt aan
de latere foute mededeelingen dat deze kleine kerk van
de Bagijnen geweest zou zijn. Dat wisten we reeds van
Jacob van Deventer, dat de kapel van de Bagijnen, de zus
ters, SORORES, noordelijker lag, bezuiden de Groote Kerk.
Edam heeft dus bezeten: een Groote Kerk gewijd aan Sint
Nicolaas, een Kleine Kerk gewijd aan Maria en een kapel
van de bagijnen.
Verder leert ons H.V.R. dat de geschiedenis van de meere-
min echt waar gebeurd is. Ook Professor Boxhorn deelde
dat reeds mede.
Omdat de reizende schrijver Potter23) van vele plekken
in Nederland zelfstandige mededeelingen geeft, vooral uit
de omgeving van Amsterdam, werd ook deze nagegaan.
Doch deze schrijvende reiziger blijkt Edam niet bezocht
te hebben.
Bij Lud. Smids24) is het resultaat beter. Hij heeft drie
mededeelingen over Edam. Eerst dat de Kennemers Edam
innamen en 't verhaal van 't zeewijf, beide ontleend aan
Boxhorn. Maar dan levert hij een gedicht, een rijmelerij in
den tijdgeest, van Huygens, zonder mededeeling welke
Huygens dit geweest is. Deze poëtische ontboezeming mag
niet ontbreken.
De Dam, die 't Zuider diep het binnen Y onthiel,
Gaf mij de Ydammer naam, dien ik niet langer hiel
Dan tot het vet gerucht van mijn gewilde kaasen
De wereld had gevuld, en naar mijn aas doen raazen:
Sints noemden zij 't Eetdam, daar zooveel etens groeit,
Maar dat men mijner melt zoo verr' het ebt en vloeit,
Is elders opgevest. Hoor, Hollanders, de wielen
Van uw victoriekoefs zijn uw bezielde kielen;
Dat zijn de mijne meest. Behoort niet meest de dank
Den rademaker toe van 's wagens gladden gangk?
51