HOOFDSTUK III
WAT DE HISTORICI VAN EDAM
VERT ELLEN
1. Professor Marcus Zuerus Boxhorn, de 17e eeuwsche
historieschrijver
In Boxhorn's boekwerk Tonneel van Hollandt van 1634,
waarvan de stadsplattegrond van Edam reeds vermeld
werd, is ook een schriftelijke mededeeling over de stad.
Veel is 't niet, want zij vult slechts één bladzijde in sierlijk
oud drukwerk. Eerst verklaart hij den naam van Edam
uit een „dam tegen de Ya". Dan deelt hij mede dat in 't
jaar 1426 Edam is ingenomen door de Kennemers- Dan
komt een omstandig verhaal dat in 1430 een Zee-vrouwe
gevangen werd in de Purmer, die gekleed en gevoed, spin
nen leerde, naar Haarlem gebracht werd en daar nog
eenige jaren geleefd had. Tenslotte nog de mededeeling
dat „Edam teghenwoordigh floreert in Schip-maeckerijen
ende in seer goede Kaes". Daarmede is 't met de historie
van Edam afgeloopen. Professor vertelt er niet bij aan
welke bronnen de geschiedkundige mededeelingen zijn
ontleend. Omdat hij ongetwijfeld reeds de beroemde Rijm
kroniek van Melis Stoke22) gekend moet hebben werd
daarin gezocht. Dat valt niet mede omdat dit omvangrijke
en moeilijke boek in middeleeuwsch Nederlandsch geen
klapper heeft op de plaatsnamen. Alhoewel van tallooze
steden en dorpen historische mededeelingen zijn, is dat
van Edam niet het geval, zoodat de Rijmkroniek ons in
den steek laat inzake merkwaardigheden over Edam.
2. De 18e eeuwsche historieschrijvers Van Heussen
en Van Rhijn, Lud. Smids en Krwythof
Oudheden en gestichten van Kennemerland, Amstelland,
Noord Holland en Westfriesland door H.V.R. 1721. Men
49
Edam 4