heid zijn (in tegenstelling met Volendam), is deR.K. Kerk
slechts bescheiden, een bouwwerk van 1847 in de stijl
uiting van dien tijd. Men zou echter niet verwachten in
dit bouwwerk zoo vele en zoo schoone kerksieraden aan
te treffen, van vergulde en zilveren monstrans, hostiebus,
miskelk, wierookvat, wierookscheepje, kandelaars en
ampullen, waarbij zoowel 17e als 18e eeuwsch fraai zil
versmeedwerk, drijf- en gietwerk. Verder zijn daar een
aantal goede schilderijen, pastoorsportretten en een kruis
afname. Opmerkelijk is daar verder een wandbord met
bijbelteksten dat 1561 gemerkt is en daarom is van vóór
de hervorming in Edam.
Na een bezoek aan 't stadhuis en de kerken is 't eerst aan
de orde de zetel van het machtige lichaamhet Hoogheem
raadschap, der uitwaterende sluizen. Aan de Scheepma
kershaven is een open hof met aan den weg een houten
hek met versierde poortjes, die in kleurige vormen, be
kroond worden met het wapen der uitwaterende sluizen,
door dolfijnen geschraagd. De hof is van rustige schoon
heid. De eenvoudige bouwwerken voegen zich bij de sta
pels balken. Een toegangsdeur heeft een sierlijk gesneden
snijraam met dolfijnen en 't wapen. Vier steenen beelden
sieren den hof. Wie daartoe de gelegenheid krijgt, verzuime
niet in de vergaderzaal te bezichtigen de twee (wit geverf
de) terra cotta busten van Karei V en Philips II, beide met
om den hals de keten van het Gulden Vlies, een kleine
schaapshuid. Dan boven, als een wereld-unicum, een hotel
dat eens per jaar gebruikt wordt, met op de deuren: ALK
MAAR, WATERLAND, DUYNKAVEL (Kennemerland),
GEESTERAMBACHT, DYKGRAAF, SECRETARIS.
De omgeving van de Groote Kerk, een reeds oud bewoonde
plek, dient bezocht te worden. De kade Op 't Y heet nu
Mathijs Tinx gracht. Aan de overzijde, waar oudtijds de
Bagijnen gehuisvest waren, is nu een groep oude huisjes,
het Proveniershuis. Bezienswaardigheden van een regen
tenkamer of iets van dien aard zijn daar niet. Van het oude
Minrebroederklooster is niet veel over. Ook niet van het
later op die plek zoo beroemde Prinsenhof. De drie beel-
117