oudste zegels waren zulke teksten in Gothische
minusculen, pas veel later kwamen ook hier
Latijnsche letters in gebruik. Op het schepenzegel
van W. van Gent uit 's-Hertogenbosch staat b.v.
„S. Willelmi de Gent scab. in Busco Ducis (S.,
waarmede zoo'n omschrift meestal begint, betee-
kent sigillum zegel) De naam van den eigenaar,
die dan volgt staat in den tweeden naamval, zoo
dat men lezen moet „zegel van Men had
dergelijke zegels in soorten: Majesteits- of Troon-
zegels, groote, middelgroote en kleine, alles bijeen
wel een twintigtal soorten. In den beginne werden
zij in was gedrukt, c.q. met een contrazegel op de
achterzijde, en hingen aan zgn. staarten van smalle
perkamentstrooken of aan een gekleurd zijden
koord (zooals vaak aan charters of oirkonden).
1 De onderkant van zoo'n charter werd dan
meestal dubbel gevouwen voor de stevigheid. Zie
over deze materie von Berchem „Siegel" met tal
van goede afbeeldingen, en voorts G. A. Seyler
„Geschichte der Heraldik". Later kwamen, daar
die waszegels op oirkonden en charters nog al
licht beschadigd werden en moeilijk konden wor
den opgeborgen, opgedrukte zegels in gebruik,
waarbij op het ouwel en later op de zegellak met
een heet stempel op een papieren ruit het wapen
werd ingedrukt. Nog later werden er eenvoudig
afdrukken in zegellak op geplaatst, c.q. met een zij
den koord onderling vereenigd, als er meer dan één
(b.v. op internationale verdragen) op stonden.
Het grootste, mij bekende zegel is dan van den
Keurvorst-Aartsbisschop van Keulen, Graaf Wald-
burg van 1583, met een middellijn van 20 c.M.
Een verkleinde reproductie van het zegel vindt
men in afb. 16.
Op verkoopbrieven van huizen, e.d. zijn nog
53