gegeven door Sir Harris Nicholas, levert het be
wijs, dat op het einde der 13de eeuw de wapenkunde
aan vaste regels was gebonden. De in dat MS
voorkomende wapens zijn op rijm geblasoeneerd
in het Fransch. Ook in ons land kwamen dergelijke
rijmen ongeveer te zelfder tijd voor. Er volgen er
hier een paar uit 1288 en 1345.
Hertog Jan I van Brabant in den slag van Woeringen,
1288:
„Al dat die hertoge hadde an,
Wapenroc, helm ende brithieren
(br.-dekkleeden)
Dat hadde al teken van sine banieren
Alst te rechte hebben soude
Van sabele, metten leeuwe van goude.
Dit teken voerde hi al geheel.
Sijn broeder daerop dat palesteel
(p. - barensteel, lambel)
Ende die bare (linkerschuinstreep) sijn oem
bastaert"
(Jan van Heelu, Slag van Woerinc, vers 4484)
Dirk, Heer van Keppel:
„Des ridders baniere was root,
Drie witte mosschelen (schelpen) daerin"
(Heelu, vs. 6544)
Hendrik, Heer van Borculo:
(Hij voerde) „ene baniere van goude
Daer waren in drie coken (koeken) root"
(Heelu, vs. 6532)
Graaf Willem IV van Holland, in den slag bij Stavoren,
I345
27