hoeden en mutsen, die ook puntig uitloopen en
met een kwast versierd zijn (slaapmutsen).
Wapenkleuren. Metalen. Bont. Hermelijn.
Vair, etc.
Op den kleurenstaat (men vergelijke bladzijde
151) zijn alle metalen en kleuren, die op wa
pens voorkomen, aangegeven met de oudtijds
gebruikelijke, maar thans afgeschafte teekens er
bij. Men vindt hierop de gewone benamingen
met de meest gebruikelijke afkortingen, de
Oud-Hollandsche, de arceeringen, de Fransche
met hun afkortingen, zooals die in het Armorial
Général van Rietstap voorkomen, vervolgens de
Latijnsche namen, de teekens van den Dieren
riem of Zodiac en de benamingen volgens edel-
steenen.
Voorts de minder gebruikelijke kleuren, die wel
eens in de D. heraldiek voorkomen, de hermelijn
(oudholl. armijnen) en vairsoorten (oudholl.
lampen) tenslotte de vlakversieringen gedamas-
ceerd, die al uit de 15e eeuw dateert, en diapré
met symmetrische figuren, die men er ook voor
gebruikte ter breking van de metaalvlakken in
allerlei variaties van lijnen en punten en het man
telhermelijn, dus naturalistisch voorgesteld.
Effen kleuren, dus een geheel goud of blauw
schild, komen zelden voor, b.v. in Portugal en
Spanje (Ximenes een gouden schild zondermeer).
De Latijnsche benamingen voor de kleuren kan
men vinden in het werkje van H. Clark, ,Intro-
duction to Heraldry' naast de Fransche en de
Engelsche termen. Men heeft wel een arceering
bedacht voor de natuurlijke kleur, maar die
maakt de figuren onduidelijk, zoodat die daarom
131