niet. Men moest iets nieuws scheppen en zoo ont stond dus wat men wel noemt de moderne stijl, beter de stijllooze stijl. Hiervoor werd reeds een voorbeeld aangehaald van het Nederlandsche wapen. Nog een tweede voorbeeld. Een architect kreeg in het begin dezer eeuw de opdracht om een tegeltableau voor een tentoonstelling in Zuid- Amerika (in Buenos-Aires te ontwerpen. Op dit tableau kwam het Nederlandsche wapen in Delftsch blauw te staan. Wat N.N. in de Nieuwe Rotterdamsche Courant schreef haalt het nog niet bij de critiek van Jhr V. de Stuers als volgt: ,,Er staat een leeuw op van een nog nooit gezien model met een staart, die op een stormladder gelijkt. In zijn bek heeft hij geen tong maar een pijp. In zijn rechterklauw een stamper (het zwaard), in den linker een vijzel (de pijlenbundel). Hij likt met zijn pijp aan een liggend blok", enz. Het bovenstaande resumeerende kan dus gezegd worden, dat de wapenkunde zich langzaam doch gestadig ontwikkelde, tot zij in den laat-Gothischen stijl een hoogtepunt bereikte. Dat deed zij even eens in den Renaissancestijl. Waren de wapens in den Gothischen al volledig en goed, in den Renaissancetijd werden zij nog meer geacheveerd, fijner, smaakvoller en meer gevarieerd afgebeeld. Daarna begon langzaam maar zeker een dalende lijn doch bleef tot den Rococostijl zichzelf vrijwel gelijk. De Rococostijl bracht een heele omwenteling te weeg in den vorm en de versieringen der wa pens om met geleidelijke wijzigingen in den stijven Empire-stijl over te gaan, die haar karakter geheel wijzigde door toevoeging van zaken, die aan de wapens hun eenvoudig cachet ontnamen. In den Biedermeiertijd, de naam duidt dit al aan, ge- 103

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 101