door den bijna steeds in het buitenland vertoevenden Pau»
lus van Vianen. In de laatste jaren der 19e en het begin
der 20e eeuw werd de giettechniek o.a. toegepast door Carel
J. A. Begeer, L. Zijl, J. J. van Goor, Huib Luns, A. Ter-
mote en C. J. van der Hoef.
2. De gietmethode, de oudste en artistiekste wijze van ver
vaardigen van penningen, werd in den loop der 16e eeuw
steeds meer verdrongen door de tweede manier: het slaan
met behulp van stempels. Deze stempels werden óf direct,
in negatief dus, gegraveerd, óf indirect gemaakt van eerst
in reliëf vervaardigde, positieve stempels. De metalen pen
ningschijf werd op de negatieve stempels geslagen en ver
kreeg daardoor zijn altijd betrekkelijk laag gehouden re
liëf. Bij munten werd steeds volgens dit procédé gewerkt,
daar vervalsching er door werd bemoeilijkt en een veel
grooter aantal exemplaren kon worden verkregen dan door
gieten. Dit voordeel bracht vele medailleurs er toe, de
stempelmethode ook op penningen toe te passen.
Het slaan van munten en penningen geschiedde eerst uiterst
primitief met behulp van een hamer. Vaak ziet men op
volgens deze methode geslagen stukken, dat de stempel een
weinig versprongen is, waardoor de voorstelling met een
kleine verschuiving dubbel werd afgeslagen. Dit euvel,
waardoor de kunstwaarde zoo niet verloren ging, dan toch
belangrijk verminderde, werd verholpen door de uitvin
ding van de schroefpers omstreeks het midden der 16e
eeuw. Bracht deze machine de gietmethode een gevoeligen
slag toe, een technisch bijzonder knappe uitvinding uit het
midden der 19e eeuw, de reduceermachine van Contamin,
sindsdien herhaaldelijk verbeterd, maakte aan de oude
medailleerkunst vrijwel een einde. Vóór de reduceerma
chine haar intrede deed, schiep de kunstenaar zijn ontwerp
op ware grootte, in miniatuur dus, hetgeen geheel andere
eischen stelt dan een groot reliëfin het bijzonder zal de
détailbehandeling verschillen. De medailleerkunst was
toen een kunst op zich zelf, zelfstandige zuster der beeld
houwkunst. Thans is dit veranderd, uitzonderingen daar
gelaten. De kunstenaar maakt nu een groot reliëf, meestal
11