door dezen gebruikte korenaren vervangen door bellenbla
zende, fakkeldoovende engeltjes (Fr. 1919a). Op de
bijzonder goede keerzijde een cartouche van kwabachtig
rolwerk voor een inscriptie, van onderen overgaand in een
week gestyleerde vleermuis, op wier vleugels twee engel
tjes staan, de cartouche flankeerend. Daarachter een ge
raamte met zeis en fakkel.
Fraaier nog is een groote ovale penning, op welks voor
zijde de doode ligt opgebaard op een sarcophaag, versierd
met een cartouche van deegachtig rolwerk, waarin twee
zittende engeltjes zijn opgenomen. In de stralen van een
hemellicht, waarin de naam Jehovah, zweven twee engel
tjes, een banderol houdend, waarop gegraveerd: Siet de
Doot Is een Inganck ten Leven (Fr. 20; afb. 116). De pla
quette komt met twee keerzijden voor. Bij de fraaiste is een
door doodsbeenderen gevormde, groote cartouche geplaatst
op een kleine, welke in vleugels uitloopt en waarop is ge
graveerd: Gedenckt te Sterven. Op de uiteinden hiervan
staan twee geraamten, de middencartouche flankeerend, het
eene met een zeis, het andere met een uitgedoofden fakkel
in de hand. Bovenop de cartouche zit een bellenblazend
knaapje (Fr. 20a; afb. 117). Op de andere keerzijde
(Fr. 20b) houdt een geraamte met een brandenden fakkel
in iedere hand, staande op een cartouche met twee vleugels,
een gedrapeerd doek met inscriptie voor zich. Achter het
doek twee gekruiste zeisen. In het penningkabinet te 's Gra-
venhage (Cat. P.K. 891) bevindt zich een exemplaar, dat
belangrijk is wegens den persoon van den gestorvene. Het
is nl. in 1660 gemaakt bij het overlijden van den schilder
Govert Flinck. Op de keerzijde staat het volgende versje
van Vondel
Hier liet FLINK het sterflijk deel
Wiens onsterfelijke geest
Tuigt met zijn gekroont penseel
Hoe Natuur den schilder vreest,
Die zijn doeken 't leven gaf.
Kunst braveert de Doot en 't graf.
94