In 1671 werd de Acte van Harmonie gesloten tusschen de
verschillende Nederlandsche provinciën, waarbij de Prins
van Oranje onder meer direct zitting kreeg in den Raad
van State en bekwaam werd verklaard op zijn 22e jaar tot
opperbevelhebber van leger en vloot te worden benoemd.
Een uitmuntend portret van den Prins is ter gelegenheid
hiervan door een onbekend medailleur vervaardigd (v. L.
III, 47). Het borstbeeld met den fijn uitgewerkten, langen
haartooi, welke toen mode was, past uitstekend in het pen-
ningrond. De vervelende keerzijde toont weer de Neder
landsche maagd met vele attributen.
Reeds gedurende de 16e eeuw zijn spotpenningen in ons
land vervaardigd. De 17e eeuwsche zijn echter bijtender
en sarcastischer. Wil een dergelijk stuk geslaagd zijn,
dan moet het niet alleen de gewone penningeigenschappen
bezitten, in de eerste plaats dus schoonheid, maar het moet
ook geestig zijn, vooral niet flauw, zeker niet grof. Hoe
uiterst moeilijk het is, een goede satirieke penning te ont
werpen en hoe zelden men er eenigszins in is geslaagd, zal
uit de Nederlandsche exemplaren blijken, welke voor een
deel van de hand zijn van Smeltzing. In 1671 maakte hij
het volgende exemplaar op de anti-orangistische partij
(v. L. III, 49). Een kat, zinnebeeld der vrijheid, houdt, na
dat de melkkan door vorige twisten is omver geworpen, de
wacht bij de Hollandsche kaas, om de Oranje-muis te
weren. Op de keerzijde het volgende versje: Hoe idel word
de muis mistroud, Wanneer een kat de schilwagt houd,
Waarvan men tot zijn schade weet, Dat zij het zuivel
garen eet. De penning, uitstekend van teekening, behoort
zeer zeker niet tot de slechtste van het genre.
De rampen, welke in 1672 ons land troffen oorlog met
Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen braken den
tegenstand tegen Oranje snel en brachten den Prins in een
ommezien tot de ambten, door zijn voorvaderen bekleed.
Van de penningen, op deze gebeurtenissen betrekking
hebbend, noemen wij v. L. III, 77, met een goed geslaagd
portret van Willem III door Adolphi. Talrijke pen
ningen herdenken den met 's Prinsen verheffing samen-
73