stad, door van Teylingen geslagen, is een copie van dien
van Looff.
Piet Heyn heeft zijn roemrijke daad niet lang overleefd.
Hij sneuvelde in 1629 bij Duinkerken (v. L. II, 186). Twee
jaren later werd de zeeslag op het Slaak geleverd, waarop
zes penningen zijn geslagen (v. L. II, 197, 15; 200),
de derde op last der Staten van Zeeland door A. van der
Wilge, die ook de medailleur is van den eerste en den
zesde, beide met den Prins van Oranje te paard. De
tweede vertoont het borstbeeld van den Prins en werd
bij de portretpenningen besproken (afb. 28 en 29). De
vierde en vijfde, van Looff, hebben de gebruikelijke land
kaarten op de voor-, de lange inscriptie op de keerzijde,
helaas zonder ornamentrand. Zij behooren dan ook tot de
zwakste penningen van den meester.
Op de verovering van Maastricht door Frederik Hendrik
in 1632 werd een penning geslagen, op welks voorzijde het
borstbeeld van den Prins in een ovaal, het omschrift in een
dubbele cirkel hieromheeneen ver van gelukkige combi
natie (v. L. II, 206). Ook de keerzijde is slecht van com
positie. Driekwart van het veld wordt ingenomen door een
landkaart; daaronder bevindt zich een door de kleine afme
ting onoverzichtelijke voorstelling van een gevecht. De
wijze, waarop het omschrift is geplaatst, doet het geheel
nog meer rammelen.
Van dezelfde hand wegens de volkomen gelijke keerzijde,
de voorzijde echter iets beter geslaagd, is de penning op
de verovering van Rijnberk in 1633 (v. L. II, 211).
Breda viel in 1637 in onze handen, belangrijk wapenfeit,
dat o.a. door Looff met een grooten penning is herdacht
(v. L. II, 238, 2). De voorzijde vertoont een gezicht op de
stad, waarin het turfschip binnen vaart, herinnering aan
de verrassing in 1590; op den voorgrond zit de stedemaagd,
door den hongersnood bij de keel gegrepen; boven in het
veld komt een gepantserde arm uit de wolken met ontbloot
zwaard en het wapen van Frederik Hendrik. De arm met
het zwaard is een wat goedkoope symboliek, ontelbare
malen in binnen- en buitenland toegepast. Zoo vervelend
66