42
gen zullen wij dezen medailleur ook nog in een andere
hoedanigheid tegenkomen, nl. als satyricus.
De Amsterdamsche stempelsnijder Reinier Arorideaux ver
vaardigde een posthumen penning op den dood van Hugo
de Groot in 1645 (v. L. II, 291)op de voorzijde een zeer
goed portret, op de keerzijde een opschrift binnen oma-
mentwerk in den trant van Looff. Waarschijnlijk moet hem
worden toegeschreven een groote penning op den dood
der gebroeders De Witt (v. L. III, 87, 1), met twee voor
treffelijke, tegenover elkaar geplaatste borstbeeldenop de
keerzijde een allegorische voorstelling van den moord
(afb. 42). Van 1679 is het portret van Lodewijk XIV
(v. L. III, 278, 1), grootsch van opzet en uitmuntend van
uitvoering. In scherpe tegenstelling tot dit pronkstuk staat
een eenvoudig portretje van den geleerden remonstrant-
schen predikant uit Rotterdam Geeraardt Brandt de Jonge
van 1683 (v. L. III, 187; afb. 43). Ten slotte noemen wij
nog enkele penningen, welke hij maakte op Willem III1) en
Maria2) van het gebruikelijke, convemtioneele type, uit
stekend uitgevoerd, zooals wij dat van een bekwaam stem
pelsnijder als Arondeaux mogen verwachten.
Johannes Boskam, eveneens te Amsterdam werkzaam, heeft
een groot aantal penningen geslagen, waaronder een reeks
technisch voortreffelijke afbeeldingen van den Koning-
Stadhouder3). Ook die op zijn gemalin Maria van Enge
land 4) zijn nog goed. De eentonigheid echter, bij deze
stukken reeds merkbaar, wordt hinderlijk bij de veel min
der fraaie exemplaren op Anna van Engeland5). De por
tretten van Frederik I van Pruisen (v. L. IV, 348) en
Karei III van Spanje (v. L. IV, 354, 2) hebben geringe
kunstwaarde. Wij beelden af zijn uitstekenden penning op
Agneta Blok, vervaardigd in 1700, toen zij er in geslaagd
v. L. III, 407, 5 492, 1 en 2; 552, 1; IV, 34, 3; 143, 3; 287, 1.
2) v. L. IV, 126, 4.
3) v. L. IV, 34, 2; 81, 1; 107, 1; 114; 128, 2; 138, 1; 157, 2 en 3;
165, 1.
v. L. IV, 122, 1 en 2; 124, 1 en 2; 128, 1 en 2.
5) v. L. IV, 308, 1 en 2; 342, 1; 376, 1; 436.