32
deraan een cartouche met een gezicht op 's Hertogenbosch
bovenaan, eveneens in een cartouche het opschrift: Aurea
condet saecula. Op de niet minder overvulde keerzijde in
het midden de Nederlandsche leeuw, waarhoven twee en
geltjes een krans houden, met terzijde de Voorzichtigheid
en de Standvastigheid. Onderaan in vier cartouches, ge
zichten op Grol, Wezel, de verovering van de zilvervloot
en Fernambuco. De overlading, waaraan dit stuk lijdt, uit
kunstoogpunt onverdedigbaar, is kenteekenend voor de
stempeltechniek. Ieder gieter zou zich, alleen reeds om
technische redenen, van veel vervelend allegorisch bij
werk hebben ontdaan en daardoor het portret, dat de hoofd
zaak is, meer laten uitkomen. Als veel beter geslaagde
portretpenningen uit dezen tijd wijs ik op twee anonieme
stukken van 1629 en 1631; het eerste met een driekwart
naar rechts gewend, ook in détails voortreffelijk uitge
werkt borstbeeld van Piet Heyn; op de keerzijde een sober
gehouden gezicht op de verovering van de zilvervloot
(v. L. II, 173, 1afb. 26 en 27)het tweede met een even
goed doorwerkt profielportret van Frederik Hendrik; de
keerzijde iets minder fraai van compositie den zee
slag op het Slaak weergevend, misschien van de hand van
Aert Verbeeck (v. L. II, 197. 2; afb. 28 en 29).
Eenige jaren te voren, in 1626, had de befaamde, in Em-
den geboren Amsterdamsche zilversmid Janus Lutma de
statige portretplaquetten vervaardigd van Frederik Hen
drik en Amalia van Solms, naar de bekende prenten, door
Delff naar schilderijen van Van Mierevelt gegraveerd
(v. L. II, 159; Fr. 1-7; afb. 30 en 31). Zij zijn door den
Engelschman Osborn in balein, door Lutma zelf in zilver
en brons uitgevoerd. Deze portretten, welke den Stadhou
der en zijn gemalin in den aanvang van hun glansrijk tijd
perk voorstellen, zijn de vroegste werken van den meester,
waarin van den soepelen, Lutma kenmerkenden kwabstijl,
slechts weinig valt te bespeuren. De schilderachtig uit
gevoerde sjerp van den Prins wijst echter reeds in de rich
ting, waarin Lutma's stijl zich zou ontwikkelen.
Zeer na verwant aan deze pronkstukken zijn eenige niet