gelaat recht naar voren gewend. Sober, strak van lijn,
monumentaal ondanks het kleine formaat, levendig, maar
vol ingetogenheid kan dit slechts in één exemplaar be
kende, eenzijdige bronzen portretje, incunabel der Neder-
landsche medailleerkunst, een vergelijking met de meeste
buitenlandsche portretpenningen uit dien tijd glansrijk
doorstaan. Ook van het uitsluitend tot de hoofdzaken be
perkte, naar rechts gewende zelfportret gaat een groote
bekoring uit. Het vierde stuk, meer dan een decimeter
groot en tweezijdig, stelt den geleerden Rotterdammer voor
naar links gewend, gehuld in een wijden mantel met bree-
den bontkraag, een baret op den fijnen, geestigen kop.
Minder statuair, soepeler dan de beide andere stukken,
lijnen en vlakken zacht vervloeiend, kan dit prachtige
kunstwerk slechts door een medailleur, die in de eerste
plaats schilder was, zijn vervaardigd. Erasmus heeft over
dezen penning uitvoerig met zijn vriend Pirckheimer ge
correspondeerd, daar hij er in Niirnberg voor zijn vele
vrienden en bewonderaars afgietsels van wilde laten ma
ken, welke in klokkenspijs, een alliage van koper en zink,
zijn uitgevoerd. Deze vaak niet zeer geslaagde afgietsels van
het looden origineel komen herhaaldelijk voor. Behalve de
vroege data van ontstaan dezer penningen treft ons, dat alle
vier meer van particulieren aard zijn; de vorsten, veld-
heeren, admiralen, staatslieden, ter eere van wie verreweg
de meeste portretpenningen zijn gemaakt, komen in het
kleine oeuvre van onzen eersten medailleur niet voor 1).
Op de penningen van Janus Secundus, den in 1511 te
D Over de toeschrijving van deze vier penningen aan Matsys bestaat
geen overeenstemming. Op grond van het stijlverschil meenen som
mige deskundigen, dat de eerste drie stukken van een andere hand
zijn, dan het laatste. Ik kan die meening niet deelen. Indien de
penning op Erasmus de oudste was, zou het bezwaarlijk zijn de
drie andere aan denzelfden kunstenaar toe te schrijven. De plas
tische stijlverharding zou niet te verklaren zijn. Met Quinten's
ontwikkeling als schilder echter is de stijlverandering van zuiver
plastisch naar het meer schilderachtige volkomen in overeenstem-
ming. Ook het zelfportret, dat reeds minder plastisch is opgevat dan
de beide penningen van 1491, wijst in die richting.
17
Penningen 2