hage en den Boekenpenning (1940). De voorzijde van den eerste vertoont een jonge vrouw, een palmtak in de hand, staande in een tuin, waarbinnen, in geheel andere afme ting, de Ridderzaal en het Stadhuis. De voorstelling gaat terug op 17e eeuwsche penningen met den Hollandschen tuin; de opzet doet alleen wat kinderlijk aan door de be wust verkeerde verhoudingen. Op den laatste torsen twee mannen, zeer krachtig gemodelleerd, een stapel boeken. De compositie doet even denken aan Krop's penning voor den Oudheidkundigen Bond; wat daar echter aandoet als een circusachtige vertooning, is hier ware kracht. Met deze keuze uit het onnoemelijk aantal penningen, dat in Nederland in den loop der eeuwen is vervaardigd, moe ten wij volstaan. Voor hen, die dieper op het onderwerp willen ingaan, zij verwezen naar de op bl. 127—128 ge noemde standaardwerken, welke een vrijwel compleet over zicht geven van de geheele Nederlandsche penningkunst. 120

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 118