Uit de 18e eeuw noemen wij de groote, typisch gedreven
penningen als belooning voor harddraverijen en zeilwed
strijden (Verv. v. L. 517, 518)die, geschonken aan de
burgercorpsen en gewapende genootschappen, en de tal
rijke, vereerd door de in die eeuw opgerichte wetenschap
pelijke genootschappen, als bv. Teyler's Stichting, het
Prov. Utrechtsch Genootschap en het Zeeuwsch Genoot
schap.
De prijspenningen der 19e eeuw bezitten meestal weinig
kunstwaarde; die der 20e zijn veel beter. Wij zullen eenige
kunstenaars met enkele hunner werken noemen.
J. C. Wienecke ontwierp den prijspenning van den minis
ter van Marine voor wedstrijden der Kon. Marine Jacht
club. Op de voorzijde is afgebeeld een zeil, waarop een
kroon in ruit; op de keerzijde een zeilwedstrijd (1904; Zw.
487). Verder de keerzijde van den penning van Blaauw-
hoedenveem, waarop een gewelf, gevuld met balen en zak
ken, een baskule, enz. De voorzijde is van H. Hesselink
en stelt voor een jonge vrouw, gezeten op een met de
wapens van Amsterdam en Rotterdam versierden kade
muur. Zij heeft een schrijftablet en stift in de hand (1919;
G.B. III, 2e d. 26). Van Wienecke is ook de zeer schil
derachtige penning der Geschiedkundige Tentoonstelling
van het Nederlandsche Zeewezen te 's Gravenhage 1905
Zw. 105). Op de voorzijde Neptunus op een schelpwagen;
op de keerzijde de Aemilia, Tromp's admiraalschip bij
Duins.
E. Voet jr vervaardigde een ruitvormigen penning voor de
hondententoonstelling Nimrod te Arnhem. Op de voorzijde
de kop van een jachthond, omgeven door cartouches met
patrijs, korhoen, snip en eend; op de keerzijde vier kro
nen, het wapen van Arnhem en opschriften (1900; Zw.
95).
Van de hand van Carel J. A. Begeer is een penning van de
bloemententoonstelling te Haarlem in 1910, op de voor
zijde een mooi gestyleerde tulp (G.B. III, le d. 915)van
1911 de nog fraaiere prijspenning van de Nederlandsche
Pomologische Vereeniging, voorstellend appelen met bla-
116