hangt den vondling op. Op dezen penning zijn twee voor publicatie minder geschikte gedichtjes gemaakt door Joan Blasius. Aangezien deze in 1672 is overleden, moet de penning dus vóór dien datum zijn vervaardigd (Fr. 25 25a; afb. 129 en 130). Uit de 18e en 19e eeuw zijn mij geen sierpenningen bekend, welke de vermelding waard zijn. In de 20e hebben enkele kunstenaars zich weer op het vervaardigen ervan toegelegd. Zoo boetseerde L. Zijl in 1906 een zeer aantrekkelijken penning De Landbouw. Voortreffelijk zijn de trekkende paarden en de ossen voor den ploeg uitgebeeld, zooals wij dat van dezen, om zijn juiste opmerkingsgave voor de bewegingen van dieren bekenden kunstenaar mogen ver wachten (Zw. 707). L. Bolle heeft in 1925 een plaquette ontworpen, waarop een hertje, welk stuk indertijd de aandacht heeft getrokken (G.B. III, 2e d. 524). Toch geloof ik, dat de gemanie- reerde bewegingen van het gestyleerde dier te gezocht zijn om ons op den duur te bekoren. De volkomen overbodige, breede rand is zeer hinderlijk voor de voorstelling. Zijn penning van 1934 met op de voorzijde een meeuw, de wie ken wijd uitgespreid, op de keerzijde zwemmende visschen, lijkt mij beter geslaagd (G.B. III, 3e d. 806). Tjipke Visser heeft een sierpenning Artis ontworpen met twee kraanvogels, welke door het eigenaardige, laag ge houden reliëf en de gestyleerde uitbeelding als een deco ratieve vlakvulling aandoen en als zoodanig ook wel zul len zijn bedoeld. De uitmuntende teekening van de dieren getuigt van een scherpen blik en een gevoelige hand (1930; G.B. III, 3e d. 452; afb. 133). 106

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 104