lie afgebeeld. Rechts zit Maria, naar links gewend, op haar
schoot het Kind, dat naar een appel grijpt, welke Joseph
in zijn hand heeft (ovaal; 67 X 52 mm.). De andere is veel
kleiner en vertoont Maria, tot op de knieën gezien, op een
smalle maansikkel, het Kind, dat een appel in beide hand
jes houdt, op haar arm. Het zijn twee stukjes, even voor
treffelijk van compositie als van uitvoering; zij behooren
tot de beste werken van den meester en zijn, helaas, ook
alleen door afdrukken bekend.
Matham heeft in denzelfden trant enkele plaatjes vervaar
digd. Van een groote liefelijkheid is datgene, waarop
Maria het Kind, dat in de linkerhand een appel, in de rech
ter een takje heeft, op haar schoot houdt. Op een tafel staat
een bakje met takjes en vruchten (afb. 124). Het andere,
van 1608 dateerend, beeldt Maria af, neerziend op het
Kind, dat in een kribbe voor haar ligt. Rechts staat Joseph,
op den achtergrond links een engel. Beide stukjes zijn
in Goltzius' stijl gehouden.
De Gheyn heeft waarschijnlijk gegraveerd een plaquette
met Maria en het Kind op de maansikkel. De afdruk op
papier doet ten sterkste vermoeden, dat het origineel in
edelmetaal is uitgevoerd en dus ook als sierstuk is be
doeld.
Goudt, befaamd om zijn clair-obscuur gravures, heeft op
de subtielste wijze een slechts door afdrukken bekende pla
quette in edelmetaal vervaardigd, waarop is afgebeeld de
onthoofding van Johannes den Dooper. Salomé links, ach
ter haar een kind met een toorts en de beul met een zwaard,
ontvangt over het lijk van Johannes heen, diens hoofd op
een schotelrechts twee personen, waarvan één het hoofd
op den schotel legt. Zooals bij vrijwel alle prenten van
Goudt, is de voorstelling ontleend aan een schilderij van
Elsheimer (afb. 125).
Van de hand van Pieter van Loer, il Bamboccio genaamd,
in 1582 te Haarlem geboren en daar en in Rome werkzaam
geweest, zijn een paar plaquetten, ^welke, gezien afmeting
en vorm, misschien tot versiering van een poppenhuis heb-
102