waren geraakt en die daardoor in onderhoud te duur dreigden te worden. Zoo zijn geheele huizenrijen verknoeid. En dat wat de Zwitser zoo geestig noemde „une suite de festons d'une grande élégance" werd tot een rammelende en rommelige aaneenrijging van mismaakte en ziellooze gevelvlakken. Wanneer men wel eens heeft geneusd in de 19de-eeuwsche stadsarchieven en daarbij aandacht heeft geschonken aan de als bijlagen bij de aanvragen om bouwvergunning gevoegde ont werpen, dan zal men ook zonder architectonische vakkennis toch onmiddellijk bespeurd heb ben dat die teekeningen op zichzelf vaak heel primitief zijn en soms niet eens gemaakt door een bevoegd architect, maar door een timmerman, metse laar of aannemer en dat die teekeningen voor 't meerendeel droevige getuigenissen zijn van een toe nemend gebrek aan gedegen vakkennis en van een ontstellend gemis aan gezonden smaak. „Selig sind, die Geschmack haben, auch wenn es ein slechter Geschmack ist", moet Nietzsche ergens gezegd heb ben, maar in dien tijd was men werkelijk geheel zonder smaak. Tegen het einde der 19de eeuw begint het weer te dagen. Men gaat iets voelen voor behoud van his torische schoonheid; men gaat zelfs serieus aan het restaureeren. Ook te Alkmaar heeft men in die dagen zich daaraan gewaagd, helaas met poovere resul taten: men heeft eenige werkelijk zeer interessante, oude gevels aldus wel overeind gehouden, maar ze leven niet echt meer, ze zijn en blijven dor en dood. Eerst in jongeren en jongsten tijd werden op het gebied van restauratie gelukkiger resultaten bereikt; nu heeft men geen- mooie, oude dingen bedorven, maar ze verrassend verjongd en met een vernieuwden gloed doen herleven. 64

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 73