HOOFDSTUK I
HOE DEST AD W AS EN HOE ZE
GROEIDE
A.lkmaar is zéér oud. Daarover zijn alle geschied
schrijvers het eens. Als stad bestaat het welhaast
700 jaar, immers in 1254 schonk Graaf Willem n
het in een privilegebrief verschillende rechten,
waardoor het zelfstandigheid verkreeg en tot een
„stede" werd.
Voordien moet Alkmaar al een lange ontwikkeling
hebben doorgemaakt, maar die vroegste geschiedenis
is in nevelen gehuld. Slechts enkele onzekere con
touren teekenen zich af. Evenwijdig aan de duinen
en daarvan gescheiden door lage gronden, waarin
oudtijds nog groote plassen lagen, de Egmonder- en
Bergermeren, strekt zich van lammen naar het
noorden een rug van hoogere, z.g. geestgronden uit.
Op het uiteinde daarvan ligt tegenwoordig het weste
lijk deel der oude binnenstad met als middelpunt
de Groote Kerk. Daar moet ook het oudste stadsdeel
gezocht worden, want die hoog en droog gelegen plek
gronds temidden van zooveel meren, noodigde a.h.w.
vanzelf tot bewoning uit. Een kleine gemeenschap
kan zich hier al vroeg hebben gevormd, een kern van
samenleving, waaruit geleidelijk de stad is gegroeid.
De Hollandsche graven, die streefden naar onder
werping van de Westfriezen, maakten van Alkmaar
een „uitvalspoort" en niet voor niets toont het wapen
der stad in zijn veld van keel een burcht van zilver.
Tusschen de stad en de hooge, droge gronden van
Oudorper- en Vroonergeest verrezen in den loop der
13de eeuw drie geduchte sterkten. Alkmaar werd
7