uit één langgerekte zaal met breed middenpad, waar
aan te weerszijden een rij kleine vertrekjes „waarin
de gaande en komende man een nachtverblijf vond,
soms ook genezing van de ziekte, die hem plaagde.
En aan het einde van de gang staat wijdopen de
kapel van het gesticht, waar dagelijks de mis werd
opgedragen waar de landlooper, voordat hij
's morgens vertrekt zijn devotie verricht, waarheen
de zieke, die niet vertrekken kan, zijn omfloersden
blik richt, een bede stamelend."
In den loop van de 15de eeuw en de eerste helft der
16de is aan het gebouw reeds veel gewijzigd. Op een
teekening van 1558 vertoont zich het H. Geesthuis
als eenbeukige, baksteenen kruiskerk, waarvan het
schip drie traveeën heeft, elk met een venster en
door steunbeeren gescheiden. De zichtbare kruisbeuk-
gevel bezit één zeer groot venster. Het koor aan de
oostzijde is niet duidelijk geteekend; het schijnt toch
een veelhoekige afsluiting te hebben, terwijl tegen den
zuidelijken wand een paar huisjes staan. Eén daar
van hoorde in dien tijd bij het H. Geesthuis en diende
tot z.g. beiert ziekenzaal van een Gasthuis, ook
verblijf der passanten).
Aan de noordzij van het koor moet in het begin van
de 16de eeuw een waag- of weeghuis gestaan hebben.
Toen er behoefte kwam aan meer marktruimte, zag
men uit naar een beter onderkomen voor deze „waag"
en zoo richtte de vroedschap in 1566 tot den Koning
een verzoek om „de beyer van theylig geesthuys" te
mogen overbrengen in het St. Elisabeth-gasthuis
„ende thuys van Erm Jans (dat naast de beiert) op
te copen ende off te breken mette voorsz. beyer tot
geryff van de voirsz. Waage." Een en ander verliep
niet vlot: eerst in 1569 verleende de bisschop van
Haarlem het vereischte octrooi tot verplaatsing van
41
i) Prentverzameling der gemeente Alkmaar.