Het Stadhuis, dat zich met het daarbij aansluitende Stedelijk Museum nu uitstrekt tot de daarachter ge legen Breedstraat, besloeg oorspronkelijk een kleiner oppervlak. Ter plaatse van het Museum stond aan vankelijk het Mannengasthuis. Zoo wordt begrijpelijk wat we lezen bij Eikelenberg-Boomkamp in de jaren 1593 en 1594 „is de Weeskamer, mitsgaders de Secretary, gestaen hebbende op de oude Schepenen kamer overgebragt beneden in het Stadthuis, daer de Concherge gewoont hadt, en ten zeiven tyde een schoone Zael met een Keuken getimmert, en dezelve geordineert in de Hal en agter 't oude Mannen Gast huis, wordende deeze nieuwe Zael genoemt de Prince Zael of Hof van zijn Excellentie." Het Mannengast huis was reeds in 1589 aan zijn bestemming onttrok ken en ter plaatse nu onmiddellijk palend aan het vergroote Stadhuis met binnenplaats waren, zooals Drebbels kaart van 1597 duidelijk toont, de hallen gebouwd van de z.g. Garenmarkt. De Middeleeuwsche toestanden wijzigen zich. De gilden en kooplieden verdwijnen voorgoed uit het Stadhuis. Burgemeesteren en vroedschappen verga deren er, schout en schepenen houden er zitting, weesmeesteren hebben er hun kamer, waterschaps- en polderbesturen komen er bijeen en bewaren er hun archieven. Tevens was het een representatief gebouw, berekend voor recepties en plechtige ont vangsten van hooge personages, waarop immers de bouw en inrichting van „de Prince Zael of Hof van zijn Excellentie" duidelijk wijst. Al die bestemmingen spreken nog in de namen der vertrekken, die het Stadhuis vroeger rijk was. „Burgemeesterscamer", „Schepenencamer", de „Vierschaer", „Weescamer", „Bailliuwscamer" en „Uytwaterende Sluyscamer". Nog was er een „Zijpsche kamer" en de prachtige 1) Idem, blz. 423. 37

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 42