den afgrond stort. Het is hier de „justus judex" van het Dies irae, die zoowel ,,Rex tremendae majestatis" als „pie Jesu" wordt aangeroepen: bij Zijn linker hand zweeft het zwaard, bij Zijn rechter de lelietak en even lager twee engelen, die op hun bazuinen blazen: „tuba mirum spargens sonum per sepulcra regionum eoget omnes ante thronum." Het is waarlijk gelukkig, dat dit meer dan vier eeuwen oude werk, hoezeer het vergeten en verguisd is geweest, dank zij een met piëteit verrichte restau ratie, behouden bleef en na veel zwervens zijn vroegere plaats heeft teruggekregen. Van het oude houten gewelf is overigens niets bewaard gebleven. Het werd in 1886 als brandhout verkocht. Slechts de gepolychromeerde ribben en gewelfsrozetten werden gespaard. Hoezeer verminkt en overschilderd, ze bleken nog goeddeels te redden en sieren nu wederom de hooge gewelven. De Reformatie bracht de kerk in het feitelijk bezit der Hervormde Gemeente, die voor haar dienst aan het gebouw andere eischen stelde. Daaraan dan ken we de mooie eikenhouten banken, zooals die voor de kerkmeesters en voor de regenten van het Wees huis, vervaardigd in de jaren 1654 en 1655, naar ont werpen van Jacob van Campen. Het meest indruk wekkende monument dat tot stand kwam, is het tegen den westmuur van het schip geplaatste groote orgel, eveneens door Jacob van Campen ontworpen in klassieken trant, met pijlers, pilasters en een attiek, terwijl de orgelkast wordt bekroond door een fronton, waartegen in het midden een schild is aan gebracht, dat het stadswapen toont. Rijk versierd is het rugpositief, waarboven twaalf knap-gemodel- leerde kinderfiguurtjes prijken. De geweldige orgel kast (de grootste pijp is 8 meter hoog) heeft deuren, die, gesloten, een door Caesar Bovetius van Ever- 29

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 30