werd gebouwd; „volgens oude Aanteekeningen zoude
op den 22 Augustus des Jaers 1458 de eerste steen
geleidt zijn aen de Kerktoorn te Alkmaer, welke den
29 October 1468 weder is neêr gestort, waer door twee
oude Bagijnen in het Oude Bagijnhof, dat nu het
Tugthuis is, verplettert wierden."
Ook de dubbele kerk werd door deze calamiteit dus
danig gehavend dat men tot den bouw van een nieuwe
kerk besluiten moest. Uit oude aanteekeningen van
heeren kerkmeesteren zijn verscheidene gegevens tot
ons gekomen betreffende de lange bouwperiode,
vooral over aanschaffing van materialen, maar om
trent den naam van den architect laten ze ons in
het ongewisse. Zoo goed als zeker mogen we echter
aannemen, dat het Andries Keldermans is geweest,
de bekende Mechelensche bouwmeester. Een aan-
teekening uit het jaar 1502 vermeldt „Item Anthonys
Kellermans die jonghe heeft ons vercoft die water
lijsten, die om dat kruyswerck gaen sellen ende boven
an die glaezen, nae bewijs van dat bort, dat syn
vader onze meester dair of gemaeckt heeft die
voet voir twie Wilhelm stuuvers."2) Anthonie was de
zoon van Andries Keldermans.
De tijd, waarin de kerk werd opgetrokken, is de
periode der late Gothiek en de bouwtrant kenmerkt
haar als een laten uitlooper van een strooming in
de bouwkunst, die ontsprongen in Normandië, haar
loop via Vlaanderen en Brabant (de bakermat van
Keldermans!) naar het noorden nam. Zij behoort
tot de z.g. West-Nederlandsche groep van Gothische
bouwwerken, waarvoor bijzonder karakteristiek zijn;
„de breede ruimte-ontwikkeling, de veelvuldige toe
passing van houten gewelven, de kooromgang, met of
1) Eikelenberg-Boomkamp, Alkmiaar en deszelfs geschiede
nissen R'dam 1747, p. 29.
2) Medegedeeld door C. W. Bruinvis in het Archief v. Nederl.
Kunstgeschiedenis, deel VII (1889/90).
24