Fnidsen (uit: Feneedse, afkorting van Veneetsche eiland) en het Groot- en Klein Nieuwland. Gebrek aan voldoende gegevens belet ons deze ont wikkeling gedurende de 13de tot 15de eeuw nauw keurig te volgen. Met zekerheid kan vastgesteld wor den, dat in de eerste helft der 16de eeuw de be bouwde kom een gebied besloeg, dat werd omsloten door een bewalling, met hier en daar ronde torens, langs Oudegracht en Lindegracht in het zuiden, het nu verdwenen Geestwater in het Westen en het deel van den singel, dat later werd vergraven tot het Noordhollandsch Kanaal in het noorden, terwijl naar het oosten de stad openlag tegen het nog breede water van de Voormeer, die door een vernauwing, het Zeglis, verbinding had met de Schermer en andere groote plassen. Zóó vertoonde zich de stad nog toen Jacob van Deventer omstreeks 1560 haar plattegrond in teeke- ning bracht. Buiten de daarop aangeduide omwalling lagen toen al eenige bebouwde straten of buurten, zooals het Ritsevoort en de Kanisstraat, waaraan het in 1541 gestichte Provenhuis van Pieter Claesz. Paling en Josina van Foreest gelegen was, naast de even buiten de (oude) Geesterpoort zich uitstrekkende gebouwen en tuinen van het Clarissenklooster. Bin nen de omwalling zijn, behalve de bekende kerk gebouwen: de Groote of St. Laurenskerk, de St. Jans kapel (later de Kapelkerk) en het H. Geesthuis (later Waaggebouw) nog verschillende andere derge lijke gebouwen aangeduid: het zijn de kerken of kapellen van kloosters, welke de stad toen binnen haar muren bezat. Deze liggen alle bij elkaar in het Noordwestelijk deel der stad en rijen zich daar als een keten aaneen. Die keten begint achter de Groote Kerk met het St. Catharinaklooster of Oude Hof, dan volgt aan Gasthuis- en Patemosterstraat het Convent van St. Salvator of Middelhof, om en 9

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 10