van schoten in den Nieuwjaarsnacht, het blazen op
horens en luiden van klokken in de daaraan vooraf
gaande dagen. Anderzijds konden deze geesten, gun
stig gestemd, vruchtbaarheid schenken aan den nieu
wen oogst. Daarom brachten onze voorouders hun
offers, die zij vervolgens zelf nuttigden op hun over
vloedige maaltijden. Zoo ontstond het geloof, dat hoe
meer men gaf en hoe meer men at, des te vrucht
baarder jaar er zou volgen. Dit verklaart het gebruik
dat Kerst- en Oudejaarsavond smulavonden werden,
bij onze Saksische boerenbevolking „dikkevretsavond"
en „volbuiksavond" genaamd. Ook dat men in den
Nieuwjaarstijd uitdeeling hield van geschenken. Dit
gebruik werd in Duitschland en Engeland verbonden
aan den Kerstdag, in Frankrijk aan i Januari, in
Italië aan Driekoningendag. In Nederland werd
daarentegen Sint Nicolaas de brenger der geschenken,
in Vlaanderen zijn dit Sint Nicolaas en Sint Maarten
beiden.
Toch namen wij ook iets van den Romeinschen
schenkingsdag op i Januari over, want dan deelen
wij onze wenschen uit, oorspronkelijk geen leege
vormen, want deze wenschen kregen ritueele kracht
door het tegengeschenk dat men ervoor ontving. Toen
dit besef verdween, werd het bedelarij. Plakkaten
moesten onze voorouders beschermen tegen het af-
eischen van Nieuwjaarsgiften op straat. De wenschers
bedachten er toen wat anders opzij gingen alma
nakken en vervolgens Nieuwjaarsprenten met berijm
de gelukwenschen te koop aanbieden en rekenden op
een ruime betaling. Porders, straatvegers, lantaren
opstekers, aschkarremannen, nachtwachts, klokken
luiders, torenwachters, omroepers plachten op die
prenten tevens een toepasselijke voorstelling van hun
taak te geven. Hieraan danken wij een kostelijke ver
zameling houtsneden met afbeelding van voormalige
9