van een oud jagers- of soldatenlied naar het schiet-
terrein en trekt daar eerst driemaal om den schuts-
boom. De koning van het vorige jaar lost het eerste
schot, vaak ook de pastoor of de burgemeester. Bij
elk raak schot roffelt de tamboer en gaat een gejuich
op. In Brabant en Gelderland schiet men met hand- en
voetboog en geweer, in Limburg uitsluitend met ge
weer, behalve te Maastricht. Niet overal kiest de
koning zich nog een koninginhet verdwijnen van de
koningin, in het algemeen van de vrouw uit de gilde,
wijst op verval. Bij het koningsfeest, het teerdag
houden, had vroeger de gildemaaltijd plaats, nu be
perkt tot drinken, waarbij men soms nog wat eet. Tot
slot danst men onder begeleiding van een enkele
viool of harmonica boerendansen, o.a. de boerencarré,
in Gelderland den Driekusman.
Jan ter Gouw noemt de gilden broederlijke ver-
eenigingen tot onderlingen bijstand, zoo oud als ons
volk. Bij de opkomst der steden vormden de schut
tersgilden een keurbende tot verdediging der burgerij.
Later werden zij een hulp van stads- en dorpsbe
stuur, een soort van politie. Ook stelden zij zich als
geestelijke broederschap onder de hoede van de Kerk,
steeds kozen zij een heilige tot patroon. Aan den
Katholieken eeredienst verleenden zij hun bijstand,
o.a. bij de jaarlijksche processie, vooral bij die van het
H. Sacrament. Als gepast vermaak beoefenden zij het
vogelschieten.
In den schuttersoptocht zijn blijkbaar allerlei rest-
verschijnselen bewaard. We worden herinnerd aan
het middeleeuwsche meigilde, dat op i Mei of Pink
steren in blinkenden wapentooi de stadspoorten uit
reed om den meikoning of meigraaf te kiezen. Om
kranst werd deze in plechtigen optocht geleid naar
de stad, vorstelijke eer werd hem bewezen. Aan het
meigraaffeest was meermalen het vogelschieten ver-
73